Tweemaal paksoi

Eerder verzuchtten we nog dat er zo weinig recepten met paksoi voorhanden waren.

Prompt stuurde een ’trouwe lezer van de Volkskeuken’ ons per e-mail een recept: ‘Voor het eerst gegeten bij Zweedse vrienden, en sindsdien bij ons favoriet. Wat voor groente er oorspronkelijk in het recept stond, weet ik niet vanwege de taalbarrière. (…) De combinatie met nootmuskaat doet misschien wat vreemd aan, maar het resultaat is verrassend lekker.’

 

Paksoi-Lasagne
Gang: hoofdgerecht
Porties: 3
Auteur: Elsje de Ruijter
Ingrediënten
  • 1 grote struik paksoi of dubbel zoveel kleine
  • 300-400 gram verse roomkaas
  • 2 tl nootmuskaat
  • 3/4 pakje lasagnevellen
  • 2 uitjes fijngehakt
  • 2 tenen knoflook uitgeperst
  • 2 el olijfolie
  • 2 el bloem
  • 400 g tomaten in blik of gezeefde tomaten
  • 1 theelepel gedroogde basilicum
  • 300 gram geraspte oude kaas
  • 1 tot 2 dl melk
Bereiding
  1. Snij de schoongemaakte bladeren in stukjes en stoom die vervolgens 5 minuten in een mandje. Laat afkoelen en meng de groente vervolgens met de roomkaas, tweederde van de kaas en alle nootmuskaat.
  2. Verhit de olijfolie en smoor hierin knoflook en ui. Roer er vervolgens de bloem door en maak hiervan met de gezeefde tomaten en de basilicum een tomatensaus. Kook de lasagnevellen (als dat nodig is) even voor en spreid ze dan uit op een schone, droge theedoek.
  3. Vet een rechthoekige ovenschaal in en maak daarin de lasagneschotel met laagjes paksoi/roomkaas, lasagnevellen, tomatensaus, en zo verder. Eindig met tomatensaus. Langs de rand van de schotel nog wat melk gieten (de pasta hoeft niet helemaal onder te staan) en de schotel bestrooien met de overgebleven geraspte kaas. Bak de lasagne in een voorverwarmde oven op 200-225 graden in ongeveer 30 minuten gaar en serveer met een lekkere salade. Past goed een Italiaanse cabernet sauvignon bij.
Notities

Voor 3 tot 4 personen en een bewerkelijk recept: voordat je de schotel de oven inschuift ben je één tot anderhalf uur verder, maar het is inderdaad wel heel lekker.

 

Deze tekst is gepubliceerd in de Volkskrant van 17 juli 2002