Over Eader Onderzoek

Informatie en de euro

 

Laten mensen die met de euro gaan betalen zich anders informeren?

Inleiding

In de Eurobarometer zijn de resultaten weergegeven van een halfjaarlijkse enquête onder burgers van alle lidstaten van de Europese Unie. Daarin is onder meer gevraagd naar de bronnen die mensen gebruiken om aan informatie over de Europese Unie en de euro te komen. Antwoordmogelijkheden waren onder ander televisie, radio, krant, internet en brochures.

Vooral informatie over de euro zou, gezien de spoedige ingebruikneming van dit Europese betaalmiddel, op zo'n manier verspreid dienen te worden dat zoveel mogelijk mensen worden bereikt.

Omdat de Eurobarometer niet alleen gegevens bevat uit landen waar de euro daadwerkelijk ingevoerd gaat worden, maar ook uit landen die - nog - niet meedoen, geeft deze informatie ons een uitgelezen kans te bekijken of er op dit gebied verschillen bestaan tussen inwoners uit deze landen. Zo kunnen we bepalen of en op welke manier inwoners uit toekomstige, aan de euro deelnemende landen daarover informatie zouden moeten krijgen.

Top pagina

Theorie

Krantenlezers en televisiekijkers hebben met elkaar gemeen dat ze dat medium onder andere gebruiken om informatie aan te ontlenen. Daarnaast blijken krantenlezers per krant, evenals televisiekijkers en radioluisteraars per omroep overeenkomstige demografische kenmerken te vertonen. Zo heeft 52 procent van de Volkskrantlezers een opleiding op universitair of Hbo-niveau, tegen 22 procent van de lezers van Algemeen Dagblad (Bakker & Scholten, 2000, p.7) en bestaat het publiek van RTL4 voor 61 procent uit vrouwen, tegen 46 procent van de kijkers naar SBS6 (Bakker & Scholten, 2000, p.126).

Top pagina

Veronderstellingen

Persoonlijke, demografische kenmerken hangen nauw samen met welke informatiebronnen iemand tot zich neemt en de mate waarin. Iemand die meerdere bronnen raadpleegt om informatie over hetzelfde onderwerp te verkrijgen, kan meer in dat onderwerp geïnteresseerd zijn dan iemand die geen of slechts weinig informatiebronnen raadpleegt.

Verwacht mag worden dat er een verband bestaat tussen de geraadpleegde of te raadplegen informatiebronnen over de euro en de demografische kenmerken van de inwoners van landen uit de Europese Unie. Een inwoner uit een land waar de euro ingevoerd gaat worden zal meer interesse voor dit onderwerp hebben en meer informatiebronnen raadplegen. Daarom verwacht ik dat een verschil te zien zal zijn in het aantal geraadpleegde bronnen tussen inwoners uit landen waar de euro wel en daar waar de euro niet zal worden ingevoerd.

Top pagina

Onderzoek naar bronnen

De vraagstelling in dit onderzoek luidt:

  • Zijn er verschillen tussen inwoners uit landen waar de euro wel en daar waar hij niet ingevoerd wordt in de mate waarin zij informatiebronnen raadplegen over de euro?

Om deze vraag te kunnen beantwoorden, heb ik eerst de volgende twee deelvragen beantwoord: ·

  • Welke informatiebronnen zijn geraadpleegd over de euro?
  • Verschillen inwoners uit eurolanden daarin van inwoners van de overige EU-landen?

Daarbij heb ik rekening gehouden met het feit dat het ene individu veel meer informatie tot zich neemt dan het andere, dus ook over de euro.

Om te controleren voor andere variabelen, die wellicht een gevonden verschil kunnen verklaren, heb ik nog antwoord gezocht op twee vragen: ·

  • Bestaat er een relatie tussen deze verschillen en de mening die mensen hebben over de euro?
  • Kunnen deze verschillen worden toegeschreven aan demografische kenmerken als leeftijd, geslacht, opleiding of inkomen?

Top pagina

Data

Om deze vragen te beantwoorden maakte ik gebruik van de eerder genoemde Eurobarometer. Mijn onderzoek had betrekking op de volgende variabelen: het thuisland van de respondent, de bronnen waaruit informatie over de euro verkregen was, de persoonlijke mening over de euro en de implementatie daarvan, het volgen van het nieuws door middel van radio, televisie en krant, de angst voor het verdwijnen van de eigen munteenheid, en de demografische kenmerken geslacht, opleiding (gemeten als leeftijd waarop de scholing stopte), leeftijd (in zes categorieën) en inkomen (in vier categorieën).

Ik heb waar nodig de data gerangschikt om antwoord op de gestelde vragen te kunnen krijgen. Hoe ik tot die rangschikking gekomen ben en aan welke voorwaarden de nieuwe variabelen moesten voldoen, heb ik hieronder uitgewerkt.

Top pagina

Analyse

Informatiebronnen

Om een overzicht te krijgen welke bronnen in de diverse landen het meest gebruikt zijn, heb ik de gemiddelden van het gebruik van die bronnen met elkaar vergeleken. Respondenten konden aangeven welke bronnen ze gebruikt hadden om informatie over de euro te krijgen. Men kon daarbij meerdere bronnen aangeven. Uit de antwoorden blijkt dat de meest gebruikte bronnen - voor informatie over de euro - televisie (61%), dagbladen en tijdschriften (44%), bancaire diensten (40%) en radio (32%) zijn. Opmerkelijk weinig Europeanen blijken voor hun informatie over de euro de overheid te raadplegen (2,5%) en slechts 4 procent noemt internet. In het algemeen gebruiken de respondenten, voor het volgen van het nieuws, dagelijks of meer dan twee maal per week televisie (89,1%), radio (63,2%) en dagbladen (60,4%).

Top pagina

Verschil euro/geen euro

Om de inwoners van landen waar de euro ingevoerd wordt te vergelijken met inwoners van andere Europese landen, heb ik de respondenten in twee groepen verdeeld; zij die wonen in een land waar de euro ingevoerd gaat worden en zij die wonen in een land waar dat - nog - niet gebeurd. Ik noem dat 'wonen in een euroland' en 'wonen in een niet-euroland'.

Van de respondenten die aangeven geen informatie over de euro te hebben ontvangen, woont minder dan de helft in een euroland (zie Tabel 1). Anders is dat met respondenten die melden wel informatie over de euro gekregen te hebben (81,3%). Van hen woont de meerderheid in een euroland.

Tabel 1: Informatie over de euro, per thuisland
  Thuisland waar geen euro wordt ingevoerd Thuisland waar de euro wordt ingevoerd Totaal
Wel informatie ontvangen 63,9% 87,7 81,3
N 2793 10361 13154
Geen informatie ontvangen 36,1% 12,3 18,7
N 1575 1450 3025
Totaal 100,0% 100,0 100,0
N 4368 11811 16179

Bron: Eurobarometer

Ook binnen de geraadpleegde bronnen bestaan verschillen tussen respondenten uit eurolanden en niet-eurolanden (zie Tabel 2). Het lijkt erop dat de banken in de landen waar de euro wordt ingevoerd actiever informatie verspreid hebben dan die in de andere landen. Meer dan de helft van de respondenten uit een euroland heeft van bancaire instellingen informatie over de euro ontvangen, tegen nog geen tien procent uit niet-eurolanden. Deze sterke samenhang heb ik uitgedrukt in Somers' D, een samenhangsmaat voor ordinale variabelen, waartoe ook dichotome nominale variabelen gerekend kunnen worden.

Om te beoordelen of de mate waarin gebruik is gemaakt van informatiebronnen verschillend is, voor respondenten uit euro- en niet-eurolanden, heb ik een nieuwe variabele gemaakt; een index van de zestien gebruikte bronnen. De meeste respondenten blijken uit slechts enkele bronnen informatie over de euro te hebben gekregen (zie Figuur 1). Dit hoeft er niet op te wijzen dat deze respondenten niet goed geïnformeerd zijn over de euro. Wie eenmaal een duidelijke en volledige uiteenzetting over de nieuwe muntsoort gelezen heeft, heeft wellicht geen behoefte aan meer informatie daarover. Daarom heb ik ter controle de informatie-index vergeleken met in hoeverre men denkt geïnformeerd te zijn over de euro.

Daartussen blijkt toch een sterke samenhang te zijn, met een Somers' D van 0,414 bij a < 0,01. De respondenten die veel informatiebronnen raadplegen over de euro, denken daarover dus in het algemeen ook goed geïnformeerd te zijn. Wanneer ik die mate van geïnformeerd zijn, indiceer op een schaal van slecht geïnformeerd (1) tot goed geïnformeerd (4), kan ik een correlatiecoëfficiënt berekenen: Pearson's r is 0,476, bij a < 0,01.

Top pagina

Tabel 2: Meest gebruikte informatiebronnen over de euro, per thuisland
  Thuisland waar geen euro wordt ingevoerd

Thuisland waar de euro wordt ingevoerd

Totaal
Bancaire instellingen 9,2% 52,1 40,5
N 400 6152 6552
Somers' D 0,429 a < 0,01 chi-kwadraat 2438,756 a < 0,01
Radio 26,1% 34,9 32,5
N 1138 4125 5263
Somers' D 0,089 a < 0,01 chi-kwadraat 114,357 a < 0,01
Televisie 53,5% 64,4 61,4
N 2337 7601 9938
Somers' D 0,109 a < 0,01 chi-kwadraat 158,500 a < 0,01
Kranten, tijdschriften 36,9% 46,9 55,8
N 1611 5535 7146
Somers' D 0,100 a < 0,01 chi-kwadraat 128,823 a < 0,01
Totaal 100% 100 100
N 4368 11811 16179

Bron: Eurobarometer

Inwoners van eurolanden blijken daarin niet te verschillen van inwoners van niet-eurolanden. Hiervoor gecorrigeerd wordt het verband nauwelijks zwakker; Pearson's r neemt af tot een waarde van 0,449.

Figuur 1: Informatiebronnen


Bron: Eurobarometer

Houding

Er zou een verband kunnen zijn tussen de houding ten aanzien van de euro en het thuisland van de respondent. Twee van de zeven door mij gebruikte indicatoren voor die houding zijn de mening over de noodzaak tot invoering in alle lidstaten en de angst voor het verdwijnen van de eigen munteenheid. Een ruime meerderheid van de respondenten uit de landen waar de euro ingevoerd wordt, blijkt voor invoering van de euro in alle lidstaten van de EU te zijn. In de landen waar de euro niet wordt ingevoerd, blijken bijna evenveel respondenten voor als tegen invoering te zijn (zie Tabel 3).

Laten we de categorie 'geen mening' buiten beschouwing, dan kan de sterkte van deze relatie aangegeven worden met een Somers' D met een waarde van 0,219 bij a < 0,01.

Top pagina

Tabel 3: Vindt u dat de euro alle valutasoorten van de lidstaten van de EU moet vervangen?
  Thuisland waar geen euro wordt ingevoerd Thuisland waar de euro wordt ingevoerd Totaal
Voor 43,4% 66,6 60,3
Tegen 42,6% 22,8 28,2
Geen mening 14,1% 10,5 11,5
Totaal 100,0% 100,0 100,0
N 4368 11805 16173
Somers' D 0,219 a < 0,01 chi-kwadraat 759,001 a < 0,01

Bron: Eurobarometer

Het antwoord op de vraag of men bang is voor het einde van de eigen valuta, vertoont kleine verschillen tussen de twee groepen thuislanden (zie Tabel 4). Respondenten uit een land waar de euro niet ingevoerd gaat worden, zijn daar iets banger voor (55,9%) dan respondenten uit eurolanden (46,6%).

Tabel 4: Bent u bang voor het einde van uw huidige valuta?
  Thuisland waar geen euro wordt ingevoerd Thuisland waar de euro wordt ingevoerd Totaal
Ja 55,9% 46,6 49,1
Nee 37,6% 46,8 44,3
Geen mening 6,5% 6,6 6,6
Totaal 100,0% 100,0 100,0
N 4368 11786 16154

Bron: Eurobarometer

Voor het bepalen van een samenhang tussen de mate waarin gebruik gemaakt wordt van informatiebronnen en de houding die men heeft ten opzichte van de euro, heb ik de antwoorden op gestelde vragen naar die mening geïndiceerd op een schaal van 0 (negatief) tot 7 (positief). Er blijkt een licht verband te zijn tussen brongebruik en houding, maar ik kon niet vaststellen in welke richting dit verband gezien moet worden. De vraag is of het gebruik maken van veel informatiebronnen leidt tot een bepaalde houding of vice versa.

Invloeden

Om nu te kijken welke variabelen invloed hebben op de mate waarin van informatiebronnen gebruik gemaakt wordt, heb ik een stepwise multiple regression uitgevoerd. Daarmee kon ik stuk voor stuk de variabelen toevoegen, waarvan ik een vermoeden had dat ze van invloed konden zijn op het gebruik van informatiebronnen.

Dan blijkt dat het wel of niet in een euroland wonen het grootste effect heeft op het gebruik van informatiebronnen (zie Tabel 5). Inwoners van deze landen gebruiken significant meer bronnen om aan informatie over de euro te komen. Het opleidingsniveau, hier gemeten in tijdsduur van de scholing, heeft weliswaar minder - maar nog steeds substantiële - invloed op het gebruik van informatiebronnen over de euro. Goede derde, vierde en vijfde is de mate waarin men het nieuws volgt resp. in de krant, op de radio en op televisie. Het minst van invloed blijken geslacht, leeftijd en inkomen. Het effect van inkomen ligt boven de significantiewaarde van 0,1 en is buiten beschouwing gelaten. Schijnbaar is er geen relatie tussen het zich informeren over de euro en het al dan niet beschikken over geld.

Top pagina

Een aantal van de gevonden relaties lijkt erg voor de hand te liggen. Wat is er immers logischer dan te denken dat mensen met een langdurige opleiding, ook veelvuldiger de krant gebruiken om het nieuws te volgen? Een matrix met de correlaties tussen deze variabelen geeft uitkomst (zie zie Tabel 6).

Zoals verwacht zijn bijvoorbeeld leeftijd en opleiding sterk gecorreleerd, waarbij een jonge leeftijd samengaat met een lange opleidingstijd. Iets minder sterk gecorreleerd zijn leeftijd en het volgen van het nieuws op de televisie; hoe ouder de respondent, hoe groter de kans dat hij of zij het nieuws op televisie volgt. Verrassend is de relatie tussen het volgen van het nieuws op de radio en het nieuws in de krant, evenals het volgen van het nieuws op televisie en in de krant. Opvallend is ook het feit dat de correlatie tussen euroland en het volgen van het nieuws in de krant niet significant is; respondenten uit eurolanden volgen niet aantoonbaar vaker het nieuws in de krant, wel zijn ze over het algemeen hoger opgeleid en volgen ze vaker het nieuws op radio en televisie. Eveneens niet significant, maar daarmee wellicht een aanwijzing dat de respondenten een redelijk goede afspiegeling vormen van de bevolking van de EU-landen, zijn de correlaties tussen leeftijd en geslacht, leeftijd en euroland en geslacht en euroland.

Top pagina

Conclusie

Uit deze data-analyse blijkt dat er een verschil bestaat in de mate waarop respondenten informatie raadplegen over de euro. Hoewel deze verschillen gedeeltelijk veroorzaakt worden door opleiding en de mate waarin men het nieuws volgt op radio, televisie en in de krant, heeft het wel of niet in een euroland wonen veruit de meeste invloed op het gebruik van informatiebronnen.

Opvallend is dat de respondenten die het meest frequent het nieuws volgen in de krant, ook het meest van andere bronnen gebruik maken. Zij die aangeven slecht geïnformeerd te zijn, hebben over het algemeen ook niet veel bronnen geraadpleegd en volgen het nieuws niet of nauwelijks.

Voorzichtig zou hieruit geconcludeerd kunnen worden dat het belangrijk is informatie over de euro op zoveel mogelijk manieren te verspreiden en bij voorkeur niet alleen maar in kranten, op radio en televisie, zodat de kans toeneemt dat mensen met die informatie in aanraking komen, ook zij die nauwelijks het nieuws volgen. Gezien mijn wens tot een uitspraak te komen over hoe mensen het best geïnformeerd zouden kunnen worden over de euro, is echter meer onderzoek vereist.

Tussen het gebruik van informatiebronnen en de houding die mensen hebben ten opzichte van de euro bestaat een klein - maar significant - verband. Omdat mijn keuze voor het samenstellen van de houdingindex arbitrair is en voor dit resultaat verantwoordelijk kan zijn, zou nader onderzoek naar dit verband wenselijk zijn. Dit zou dan tevens kunnen uitwijzen of een positieve houding maakt dat men meer informatiebronnen tot zich neemt, of dat een positieve houding veroorzaakt wordt door het raadplegen van veel informatiebronnen over de euro.

Top pagina

Literatuur

Bakker, P. & Scholten , O. (2000). Communicatiekaart van Nederland. Alphen aan den Rijn: Samson.

Dossier euro. (2000). de Volkskrant. [www-document] URL: http://www.volkskrant.nl/nieuws/economie/360026392.html [17 oktober 2001].

17 oktober 2001
Elsje de Ruijter
  • Inleiding
  • Theorie
  • Onderzoek naar bronnen
  • Analyse
  • Conclusie
  • Literatuur
  •   Top